Henri Borel might be a familiar name to anyone interested in Dutch Significs, but his 1931 article on Welby has remained unnoticed. It was published in De Haagsche Vrouwenkroniek (The Hague Women’s Chronicle) of Friday April 17, 1931.
For Borel’s sinological work, see A.J. Heijns (diss. Leiden, 2016): Translating China. Henri Borel (1869-1933).
De Grondlegster eener nieuwen Wetenschap.
(Lady Victoria Welby.)
In het voorjaar van 1912 stierf in Engeland ’n vrouw, Lady Victoria Welby, van wie eens geschreven is, dat haar levensarbeid het hoogste voorbeeld is van hetgeen de wereld van vrouwen verwachten kan, en dat dit is te beschouwen als een antwoord, en wel het beste en definitieve, op de vraag, of de vrouw gelijkwaardig is aan den man. Er is van haar werk, dat eerst in de toekomst op de juiste allerhoogste waarde zal geschat worden, gezegd, dat alleen dat van Darwin er mede vergeleken kan worden, wat de portee er van aangaat. Zij heeft namelijk den grondslag gelegd voor een geheel nieuwe wetenschap.
Zij was de vrouw van een rijken Engelschen aristocraat, die een prachtig, uitgestrekt landgoed bezat, en daar woonde in een van die echt Engelsche kasteelhuizen, die men nergens anders in Europa zoo aantreft, met een bediendenpersoneel, dat op een kleine hofhouding gelijkt. Na den dood van haar echtgenoot trok zij zich terug in een kleiner, eenvoudiger huis, in Harrow, waar zij een omvangrijke bibliotheek had, om voortaan haar leven te wijden aan een zaak, die zij, waarschijnlijk terecht, als de oorzaak van de meeste ellende in de wereld beschouwde: de ontoereikendheid van dat middel tot verstandhouding der menschen, dat wij de taal noemen. Zij had namelijk ontdekt, tot haar eigen ontsteltenis, dat de toestand der tegenwoordige menschheid zoo ellendig is, omdat wij niet genoeg middelen bezitten, ons volkomen voor elkaar verstaanbaar te maken. Wij lijden, haten en strijden, omdat wij noch juist denken, noch onze gedachten de juiste uitdrukking kunnen geven. Om te denken en te spreken hebben wij woorden en een taal noodig, maar die zijn, in den toestand, waarin wij thans zijn, geheel ontoereikend, omdat zij afgesleten, verouderd en ontaard zijn.
Lady Welby verklaarde hierdoor ook alle godsdiensttwisten en allen politieken strijd, ook strijd tusschen verschillende volken, en sociale en economische verwarringen. Niet alleen tusschen vreemden heerscht dit gebrek aan volledige verstandhouding, maar zelfs tusschen leden van een zelfde huisgezin. De menschen strijden zoo met elkaar, omdat zij verschillend denken, terwijl zij, door het uitspreken en schrijven van dezelfde woorden, meenen dat zij hetzelfde denken. Het is een vrouw, Lady Welby, die voor het eerst tot die ontstellende ontdekking is gekomen, dat de meeste woorden, die wij in de spreek- en de schrijftaal gebruiken, eigenlijk geen absolute beteekenis meer hebben. De grootste, en fatale vergissing van onzen tijd, een vergissing, zóó fataal, dat er de grootste rampen, zelfs oorlog, door ontstaan kunnen, is, dat wij meenen, dat door één mensch uitgesproken of geschreven woorden voor allen, die ze hooren of lezen, dezelfde beteekenis zouden hebben. Probeer het maar eens bij uw naaste vrienden of verwanten, vraag die maar eens, wat zij verstaan onder allerlei woorden, die ge hun opnoemt, en ge zult met schrik tot de ontdekking komen, dat ze er allen iets anders onder verstaan, zoodat de taal, die ge tot nu toe voor een onfeilbaar middel tot verstandhouding hield, maar een zeer gebrekkig, defect middel daartoe blijkt te zijn. Tot nu toe meende men, dat alle woorden een vaste, voor allen gelijk gangbare waarde hadden, zooals b.v. munten, rijksdaalders, guldens, kwartjes, maar als het er op aankomt zult ge ontdekken, dat wat U onder een woord verstaat, volstrekt niet hetzelfde is als wat een ander er onder verstaat.
Probeert het maar eens met heel gewone woorden als „mooi”, „lief”, „aardig”, „goed”, „schoonheid”, „recht”, „geluk” en ge zult de meest onverwachte verrassingen ondervinden. Niet alleen met gesproken, maar ook met geschreven en gedrukte woorden, zoowel in gesprekken als in brieven en boeken. Het is niet alleen een verrassende, maar ook een ontstellende ontdekking, want ge komt als gij haar beseft, er door tot de wetenschap, dat het, waar het eerst zoo gemakkelijk en eenvoudig leek, gij met spreken en schrijven eigenlijk maar zeer gebrekkig slaagt, en soms er in ’t geheel niet in slaagt, om door anderen begrepen te worden en aan anderen mede te deelen, wat ge hun zoo graag zoudt willen zeggen. Gij schrijft of spreekt woorden, waaraan ge een zekere beteekenis hecht, maar degene, die ze hoort of leest, hecht er dikwijls een andere beteekenis aan en maakt er zich een andere voorstelling door. Ik denk hier ook aan hetgeen Fritz Mauthner schreef: „Dat ieder woord iets beteekent is heel juist, als men maar eerst overwogen heeft wat beteekenen eigenlijk beteekent”. Dat het juist een vrouw moest wezen, die ’t diepste door deze ontdekking getroffen werd, en er haar leven aan ging wijden de wereld voor te houden hoe ontoereikend de taal is, mag men wel zeer merkwaardig noemen. Vooral als we op het gebied van metaforen komen wordt de verwarring het ergste.
De Haagsche Vrouwenkroniek is geen wetenschappelijk vak-weekblad en ik kan hier dus niet dieper op het onderwerp ingaan. Wel kan ik belangstellende lezeressen even verwijzen naar het groote werk van Lady Victoria Welby, Significs and Language, (Macmillan & Co., London), waarin zij den grondslag heeft gelegd voor een nieuwe wetenschap, de leer der Significa. Een ander werk van haar, What is Meaning? is ook zeer aan te bevelen. De wetenschap der Significa houdt zich bezig met het Begrip van de Beteekenis der woorden.
Hetzelfde woord heeft nooit dezelfde beteekenis voor twee menschen, omdat nooit twee menschen met denzelfden aanleg worden geboren en hetzelfde leven hebben beleefd. Bovendien gaat het met woorden als met àlle dingen: zij verslijten, ontaarden, sterven af. Vandaar dat geliefden, en ook intieme vrienden, in hun omgang vaak allerlei nieuwe, zelf uitgevonden woorden gebruiken die, voor anderen kinderachtig en ook wel onbegrijpelijk zijn, maar voor hén een aparte, potentieele beteekenis hebben, die zeer absoluut is, en waarmede zij elkaar in volkomen verstandhouding, geheel begrijpen. Taal is ten slotte middel tot verstandhouding, anders heeft zij geen zin.
Ik heb opgemerkt, dat het verschil en het gemis in beteekenis veel sterker uitkomt in een gesprek van een man met een vrouw dan in een gesprek van twee mannen of een gesprek van twee vrouwen.
En nu kom ik op een ander onderwerp, dat ik even behandelen wilde: het lezen van boeken. Ook daaromtrent heerscht algemeene verwarring. Over het algemeen is het waandenkbeeld wijd verspreid, dat wie van een boek alle woorden gelezen heeft, ook begrepen en gevoeld heeft, wat de schrijver of schrijfster met die woorden en woordencombinaties bedoeld heeft. Ik heb menschen hooren zeggen: „ik heb dat boek gelezen”, terwijl zij er ongeveer niets van hadden gevoeld of begrepen. Zelfs met een gewoon courantenartikel en met een recensie is dat zoo. Het is mij herhaaldelijk overkomen, dat ik in een recensie een vrij ongunstige meening over een tooneelvoorstelling of een boek had geuit, terwijl een of meer lezers en lezeressen er een gunstig oordeel uit hadden opgemaakt, en omgekeerd. Niet doordat ik slecht of onduidelijk geschreven had, maar omdat eenige woorden voor mij een andere beteekenis hadden dan voor die lezers of lezeressen. Wat in zoo’n geval dan ontbreekt is de verstandhouding.
Het maakt, dit weet ik bij ondervinding, dikwijls al een verschil, en somtijds een groot verschil, uit of een boek door een man of door een vrouw gelezen wordt. Ook wordt een boek van een vrouw meestal beter door een vrouw begrepen dan door een man, ofschoon de woorden der taal voor een man of een vrouw dezelfde zijn, en er dus geen andere woorden in voorkomen. Dikwijls laat ik een door een vrouw geschreven boek, nadat ik het gelezen heb, nogeens door een mij goed bekende vrouw lezen en in veel gevallen maakt ze mij dan vaak opmerkzaam op dingen, die mij ontgaan waren, of die ik verkeerd had opgevat.
Het groote misverstand van iederen auteur is, dat hij van de veronderstelling uitgaat, dat iedere lezer en lezeres dezelfde beteekenis aan zijn woorden zullen geven, als die welke zij voor hem zelven onder het schrijven hebben gehad. Wetenschappelijk uitgedrukt: dat zij voor iederen lezer of iedere lezeres dezelfde signifische waarde zullen hebben. Als het op de zeer emotioneele of zeer diepgaande dingen aankomt, zal alleen die lezer of die lezeres precies hetzelfde voelen of denken als hij, die dezelfde gevoelens of gedachten evenzoo heeft doorgemaakt. Voor menschen, die een geheel ander leven hadden en een andere mentaliteit hebben, had hij evengoed in ’t Russisch of Patagonisch kunnen schrijven.
Ik merk dit dikwijls op in recensies of critieken van boeken, die mij zeer diep getroffen hebben, en waaruit mij blijkt, dat juist het zeer gevoelige en diepe er van in ’t geheel niet gevoeld en begrepen is. Dit behoeft volstrekt niet altijd onwil of vijandigheid of hatelijkheid van den criticus te zijn, enkel onmacht om de beteekenis te doorleven van de woorden van den schrijver. Beiden leven als ’t ware in een ander land.
Een van de ergste vergissingen en dwaalbegrippen van onzen tijd is wel, dat ieder die lezen heeft geleerd, daarom ieder boek lezen kan, omdat hij immers de daarin geschreven woorden allen kent. Alsof deze één absolute, onveranderlijke beteekenis zouden hebben! Alsof het niet in de eerste plaats aankwam op verwantschap van ziel en mentaliteit! Er bestaan boeken in de taal van het land, die evengoed in een buitenlandsche taal konden geschreven zijn, omdat de potentieele beteekenis der woorden er van niet gevoeld wordt door den gemiddelden lezer, die niet in contact kan komen met de gevoelens, bedoelingen en gedachten van den schrijver.
Een Japansch kunstcriticus, Yone Noguchi, heeft eens geschreven, dat er in het Westen een kruistocht moest worden gehouden, ten doel hebbend om aan de woorden weer hun oorspronkelijke beteekenis te geven en op hun oorspronkelijke plaats te doen terugkeeren, omdat die beteekenis door al te veel misbruik ontaard of vernietigd is. De, nog eerst in haar geboortestadium zijnde nieuwe wetenschap der Significa is dien kruistocht reeds begonnen nadat een vrouw, Lady Welby, den felsten kreet: te wapen! had geuit. Het zal eerst in de toekomst blijken, door de jongste generatie te beleven, van welk een wereld-beteekenis het werk van deze vrouw is geweest, en hoe zij den eersten stap heeft gedaan tot een beweging, die in haar gevolgen de geheele Menschheid eenmaal zal verlost hebben.
HENRI BOREL.
N.B. Voor serieuze lezers, die dieper op ’t onderwerp in wenschen te gaan is o. a. zeer aan te bevelen Fritz Mauthners Beiträge zur Kritik der Sprache, waarin hij o. a. zegt (blz. 241) „Niemals können zwei Menschen sich volkommen verstehen” en „Wir müssen eigentlich so viele Sprachen unterscheiden als es Individuen giebt” (blz. 37).