Bart FM Droog, Geite Gods (2)

De formele ontleding van Geite Gods kwam voort uit het volgende: toen ik vorige week donderdag voor het eerst de bundel opnam om het te lezen en het te bespreken, wist ik er na een gedicht of wat geen raad mee.

Het openingsgedicht, ‘Slava Ukraini! heroiam slava!’ (2022), verbindt in twintig versregels het Rampjaar 1672 met de Oekraïense onafhankelijkheid in 1991 en het Russisch-Oekraïense slagveld eind zomer 2022, en koppelt de Fries-Hollandse oorlogen middels de leus “leaver dea as slaef” aan de titelleus die dateert van begin twintigste eeuw: een stapeling verzetsgeschiedenis en strijdkreten die een carnyx zouden verstommen, maar las ik daar poëzie of politiek? En gelijk daarop het gedicht ‘Absint-alsem’ (2013), een lofzang op wat “het denken staakt, de zinnen laaft / en vrede geeft als gekte praat.” En dan twee gedichten over ’s dichters avonturen met vrienden, herinneringen in hoog tempo met grote stappen verteld, en dan een gedicht over de grimmig maaiende Dood, en eentje over de sinterklaastraditie en nog een paar – en toen kon ik niet meer verder lezen: vond ik dit wel goede gedichten? Maar waarom vroeg ik me dat ineens af? Ik was drie volle dagen ontgoocheld, maar het lag niet aan de gedichten.

Ik leerde Bart FM Droog eind 2011 per e-mail kennen, als ik me niet vergis, en gedurende de twee volgende jaren hebben we veel opgetrokken, vrijwel dagelijks samen, zij het op afstand, werkend aan de Nederlandse Poëzie Encyclopedie (NPE), en meerdere keren maakten we samen uitstapjes rondom poëzie en begraafplaatsen. Die jaren horen tot de beste van mijn bestaan tot nu toe, en ik heb zoveel van hem geleerd, en het was werkelijk een eer en Bart was misschien ook een redder in nood, althans weet ik niet waar ik was geweest zonder NPE-ervaring en zonder de tochtjes die mijn kluizenaarsroutine doorbraken. De laatste tien jaar zagen we elkaar amper, hadden ook weinig contact, maar ik bleef hem onverdeeld dankbaar als leermeester en vriend. En natuurlijk kende ik veel van zijn gedichten en wat dies meer zij, maar ik zag dat werk als vanzelfsprekend, als een toevallig verlengstuk van een vriend, een bijkomstigheid – de Nederlandse poëzie had ons samengebracht, niet per se Barts poëzie zelf.

Te Tubbergen, 11 november 2012

Goed, de wereld is de laatste tien jaar veranderd (laat ik noemen: Trump, corona, Oekraïne), en we gingen beide door die wereld ons weegs en ik zag natuurlijk dat we op details van mening verschillen, maar toch niet in de grote lijn van menselijk welzijn, dacht ik, en ik was altijd in politieke zaken naïef en in beginsel zelfs niet geïnteresseerd, maar men kan niet afzijdig blijven, maar die dingen maakten geen verschil – maar waarom was ik dan plots ontgoocheld?

Het antwoord is simpel, denk ik nu, hoewel niet enkelvoudig: 1. ik kan moeilijk afstand nemen van wie mij na staat, maar de tijd heeft afstand gebracht en ik las Barts gedichten daardoor objectiever; 2. ik had al besloten de bundel te bespreken, als ware ik een neutrale recensent – niet alleen een persoonlijke primeur (zonder ambitie, zonder aspiratie), maar vooral een keuze voor eigen verantwoordelijkheid in de letteren, dus een persoonlijk standpunt was betrokken; 3. dat persoonlijke standpunt draait voor een belangrijk deel om wat ik, kennelijk nogal onbewust, van poëzie ben gaan verwachten, om mijn poëtica dus eigenlijk, en strikt genomen verdraagt die poëtica (maar elke poëtica) geen andere poëzie. Zo las ik ineens poëzie die mij vreemd voorkwam en ik wist me er geen raad mee.

Het antwoord ligt tussen al die dingen en al wat ik hierboven heb gezegd, en meer, dus zoek het maar uit, ik weet het verder ook niet, ik ga nu verder met de bespreking van Geite Gods.

Misschien was ik gestopt door de modder. Modder komt voor in drie gedichten, door de tijd gezien in toenemende mate (2013: modder; 2015: modder, modderkluiten; 2018: moddervelden), het eerst in het negende gedicht, het openingsgedicht van de sectie SOMME EN IJZER: “… / een zerk gegraveerd, voorzien van een naam / die getuigt van tijden van modder en waan / van jongens die moesten sterven voor god weet wat – // we will remember them“.

Oorlog en strijd is in het werk van Droog nooit ver weg, maar in deze bundel geen oorlogsgedichten uit de jaren 2016, 2017 en 2019, noch uit de coronajaren 2020 en 2021. In 2015 wekte Islamitische Staat Droogs woede – met het sterke ‘Fuck I.S.’ sluit ik deel 2 af, z.s.m. meer.

FUCK I.S.

Omwille van vage profeten die
een millennium of wat geleden
elkaars wanen bestreden slachten
idioten anno 2015 mensen af

van Bagdad tot Parijs, van Mosul
tot aan de stranden van de
Middellandse Zee golft bloed
omwille van geboekstaafde haat

verga, oude vormen en gedachten
eet stront en stik in de heilige boeken
jullie laffe strijders van ongoden
hel noch hemel is jullie lot.


Reacties

Eén reactie op “Bart FM Droog, Geite Gods (2)”

  1. […] gedichten uit een periode van ruim tien jaar, plus nog wat ouder werk, het is niet zo gek dat ik een week geleden bij een poging tot integrale lezing verstrikt raakte. De openingssectie bestaat uit acht gedichten […]